Het is een van de grootste gewassen van Nederland: mais! Voor melkveehouders een belangrijke bron van energierijk ruwvoer. Aangescherpte milieueisen en toenemende weersextremen maken de teelt steeds uitdagender. Niets doen is niet langer een optie: aanpassingen zijn nodig. Aanpassingen om de bodem in goede conditie te houden. En om met een passend gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen dezelfde of zelfs een hogere opbrengst te halen.
In de afgelopen tien jaar is er veel onderzoek gedaan in de maisteelt, zo ook in Drenthe. Provincie Drenthe financiert projecten waarin maistelers samen met onderzoekers nieuwe teeltmethoden onder de loep nemen. Dit online magazine geeft antwoord op vragen als: welke concrete resultaten zijn tot nu toe uit deze onderzoeken gekomen? En wat doen de betrokken maistelers nu anders en wat levert het ze op? U leest ervaringsverhalen van Drentse collega’s en over voorbeelden van alternatieve werkwijzen.
Verder de verdieping in op het gebied van duurzame mais? De onderzoekers van de WUR hebben de meeste kennis in huis; nodig ze bijvoorbeeld een keer uit om over dit onderwerp te spreken. Of deel en bespreek je eigen ervaringen eens tijdens een bijeenkomst van een van onze studiewerkgroepen.
02
Marie
Wesselink
Projectleider Grondig
Boeren met Mais
Gerard Scholten Reimer
‘ Ik wil supermais
met een lage input’
Jan Reinder Smeenge
‘Er kan veel meer
dan je denkt’
Inspiratie uit Drentse velden
Grietje Raaphorst Travaille
Nordic Maize
Breeding
Mais telen in 2050:
Een blik
op de
toekomst
Van project
naar praktijk
Inhoud
Tien jaar Grondig Boeren
met Mais
07
13
10
Gerard Hoekzema
Bedrijfsleider op proef-
boerderijen van WUR
16
04
12
19
11
18
17
Legenda
Met deze knoppen kan je horizontaal door het magazine heen klikken. Je komt op deze manier langs alle pagina’s.
Op elke pagina staat de knop
‘Terug naar begin’. Via deze knop
kom je terug bij de inhoudsopgave.
De afgelopen tien jaren hebben we met elkaar al veel bereikt op het gebied van duurzame maisteelt. Het project heeft veel nieuwe kennis en inzichten opgeleverd. Tegelijkertijd heeft het ons ook bewustgemaakt van de uitdagingen die, al dan niet gedwongen door regelgeving, tot nieuwe veranderingen leiden. Om hier op een goede manier op in te kunnen spelen hebben we elkaar nodig, door kennis te delen en de samenwerking op te zoeken. Zowel vandaag en morgen, als in de verdere toekomst.
Op zand- en lössgronden is het verplicht om op elk perceel minimaal eens in de 4 jaar een rustgewas te telen. Rustgewassen zijn onder andere gras, winter- en zomergranen. Ook luzerne, klaver en vezelgewassen zijn opgenomen in de lijst van toegestane rustgewassen. Vanaf 2027 is een rotatie van 1:4 niet meer voldoende en moet er eens in de drie jaar een rustgewas worden geteeld. De rotatieplicht is gekoppeld aan een voorwaarde in het nieuwe GLB. De bedoeling van deze maatregelen is dat nieuwe gewassen in het bouwplan en slimme rotaties, kansen bieden voor een robuuste bedrijfsvoering.
Om de KRW-doelen van 2027 te halen, moet het oppervlaktewater schoner worden, zowel op het gebied van nutriënten als gewasbeschermingsmiddelen. Evenwichtsbemesting, mechanische onkruidbestrijding en mulchmethoden kunnen helpen om dit te bereiken.
Veranderingen in het klimaat beïnvloeden ook de maisteelt. We krijgen te maken met langere periodes van droogte, maar ook met meer piekbuien. Vooral droogte kan veel opbrengst kosten. Een gezonde bodem is de eerste stap naar meer weerbaarheid en buffering.
De sector heeft zichzelf als doel gesteld om minder afhankelijk te worden van chemie en daar waar het kan chemie te vervangen door alternatieven. Boeren en loonwerkers zijn gebaat bij het ontwikkelen van betrouwbare nieuwe technieken.
05
De Provincie Drenthe was een van de initiatiefnemers van ‘Grondig Boeren met Mais’ en heeft aan dit project 10 jaar lang gefinancierd, ondersteund door Waterschap Hunze en Aa’s, Waterschap Vechtstromen, Waterschap Noorderzijlvest, Waterschap Drents Overijsselse Delta en ministerie van LNV. WUR Open Teelten tekende voor de uitvoering en werkte daarbij nauw samen met telers, loonwerkers en adviseurs in Drenthe.
Bekijk de volledige eindrapportage van Grondig Boeren Met Mais Drenthe.
Over Grondig Boeren met Mais
06
07
Het verhaal van Gerard Scholten Reimer
‘Ik wil supermais met een lage input’
Gerard Scholten Reimer werkt kennisgedreven. Als een van de eerste deelnemers meldde hij zich aan voor het project Grondig Boeren met Mais in Drenthe en was tien jaar lang satellietbedrijf. Het leverde hem inzichten op, maar ook vragen. Zijn doel? “Ik wil supermais met een lage input.”
07
Gerard Scholten Reimer heeft in Emmer-Compascuum een melkveebedrijf met 170 koeien op 55 hectare grond. De opfok van het jongvee is uitbesteed. Het rantsoen van de koeien bestaat uit gras, mais, perspulp een klein beetje krachtvoer. In de maisteelt werkt hij samen met een akkerbouwer, met wie hij land ruilt. Ook koopt hij ieder jaar wat mais aan. De drogestofopbrengsten van de mais liggen tussen de 19 en 20 ton per hectare.
Gerard Scholten Reimer
Bedrijf
Plaats
De duurzame keuzes van Gerard Scholten Reimer
• Mais liever wat later zaaien
• Gras onderzaaien juist wat vroeger
• Mais goed rijp oogsten
• Streven naar helemaal chemievrij
Melkveehouderij
Emmer-Compascuum
08
In de sleufsilo van melkveehouder Gerard Scholten Reimer, heeft medewerker Roel Wiebing net een verse voorraad mais opgehaald. Scholten Reimer laat er tevreden wat van door zijn handen gaan. De mais is grof van structuur en de korrels zijn mooi gekneusd. “Zo wil ik het graag zien. Liefst een beetje droog in de kuil, voor hoge zetmeelwaarden, en dan goed aanrijden. Ons loonbedrijf heeft dat goed in de vingers.”
De melkveehouder uit Emmer-Compascuum is vanaf begin af aan betrokken bij het project Grondig Boeren met Mais en was een zogeheten satellietbedrijf. Dat betekent dat er proeven worden gedaan en dat groepen melkveehouders en andere maistelers tijdens bijeenkomsten konden meekijken. “Dat heb je ervan, als je je mening geeft”, glimlacht hij. “Ik had bij de aanvang van het project kritiek op bepaalde zaken. En als je A zegt, dan moet je ook B zeggen. Daarom heb ik mij aangemeld. Ik zie helaas nog wel eens dat onderzoekers dingen bedenken die in de praktijk niet werken. En omgekeerd heb je natuurlijk zelf ook blinde vlekken. Dan is het mooi als je samen dingen kunt uitzoeken.”
‘ Ik had bij de aanvang van het project kritiek op bepaalde zaken. En als je A zegt, dan moet je ook B zeggen’
Niet ieder idee is een goed idee, wil hij maar zeggen. In de eerste jaren van het project heeft hij geëxperimenteerd met drijfmest in de rij. “Dat was een drama”, zegt hij daarover. “Ik denk dat onze grond er niet geschikt voor is; te koud en te zwaar. Je moet hier in het voorjaar niet met grote, zware machines over het land. Bovendien heeft de mais in het begin nog weinig voedingstoffen nodig. Eenmaal aan de groei, dan gaan de wortels verder het profiel in en heeft rijenbemesting geen meerwaarde meer.”
Een positief gevolg van de aandacht voor de maisteelt, is dat de opbrengsten gestaag omhoog zijn gegaan. Al komt dat deels ook door steeds betere maisrassen. “Tien jaar geleden was een opbrengst van 14 ton drogestof per hectare nog best aardig. Inmiddels mikken we op een opbrengst van rond de 20 ton.”
Omdat hij niet heel ruim in de grond zit, en sinds kort begonnen is met weiden, teelt Scholten Reimer de mais op afstand. De mais draait mee in het bouwplan van een akkerbouwbedrijf, waar hij al jaren mee samenwerkt. Het zaaien laat hij bewust niet al te vroeg doen. “Ik vind het niet erg om in mei te zaaien. Half mei heb je vaak nog een koude periode; daar is dit jaar weer een goed voorbeeld van. Liever zie ik dat de mais in één ruk goed doorgroeit.”
Ook qua onkruidonderdrukking heeft wat later zaaien een gunstig effect. Mais houdt niet van een zware bespuiting. “We spuiten de eerste keer vroeg, met een lage dosering en alleen als het nodig is een tweede keer. Op die manier heeft de mais daar het minste van te lijden. Ik heb in proeven gezien dat een volledige bespuiting toch 5 à 10 procent opbrengstderving kan geven.”
Het betekent aan de andere kant dat ze niet altijd het laatste onkruidje opruimen. Dat levert wel eens een discussie op met de akkerbouwer, omdat met name haagwinde een probleem kan vormen in rooivruchten. “Maar die kan ook in andere gewassen worden aangepakt. Daar gaat dan de discussie over. We proberen daarin een compromis te vinden.” Er wordt één keer geschoffeld, en dat pakt goed uit. Het liefst zou hij meer willen doen met mechanische onkruidbestrijding. “Dan kun je nog wat nakiemers en aardappelopslag opruimen. Eigenlijk wil ik wel kijken of het helemaal zonder herbiciden kan. Twee keer eggen een keer schoffelen. Dat moet lukken.”
‘Ik houd niet van snelle producten; een koe is een herkauwer’
Al ver voordat het verplicht was, liet hij standaard een groenbemester onder de mais zaaien. Liefst wat aan de vroege kant. “De mais kniehoog, vind ik te laat. Ik ben niet zo bang voor concurrentie met de groenbemester. Ik wil vooral dat het gras goed aanslaat, zolang er nog vocht is.” Oogsten doet hij relatief laat, ergens in de tweede week oktober. Hoewel hij zeer vroeg ras zaait, is oogsten in september naar zijn smaak net iets te vroeg. “Mais moet goed afrijpen. Droge mais betekent meer zetmeel en dat is beter voor de gezondheid van de koe. Ik houd niet van snelle producten; een koe is een herkauwer.”
De bemesting van zijn mais heeft Scholten Reimer in de loop der jaren flink aangescherpt. Uit metingen weet hij dat het profiel zowel aan het begin als aan het eind van het seizoen zo goed als leeg is. In de akkerbouwrotatie zit geen gras en daarom is de nalevering vanuit de bodem vaak niet zo hoog. Niettemin zakte hij van 200 kg stikstof per hectare beetje bij beetje naar een bemesting van ongeveer 140 of 150 zuivere stikstof per hectare. “Daarmee bemesten we scherp. Toch liggen de nitraatwaarden in het grondwater ruim boven de toegestane norm. Dat is heel frustrerend, want dat komt niet uit de bemesting. We hebben in de winter een prima groenbemester staan en we trekken het profiel bijna leeg. Waar die te hoge waarden in het grondwater dus vandaan komen? Zeg het maar.”
Alles waar Scholten Reimer grip op heeft, wil hij goed doen: banden op lage druk, scherp bemesten en scherp spuiten. “Supermais met een lage input; ik ben er dichtbij. Maar ik hoop wel op een verklaring voor de hoge nitraatwaarden.”
09
Marie Wesselink
Projectleider Grondig Boeren met Mais
‘Je moet blijven experimenteren’, stelt WUR-onderzoeker Marie Wesselink. Gedurende tien jaar begeleidde ze het onderzoek Grondig Boeren met Mais. Wat heeft het haar geleerd? En vooral: wat kunnen maistelers in Drenthe volgens haar halen uit de resultaten? We stelden vijf vragen.
“Een hoop nieuwe inzichten waarmee boeren hun teelten kunnen verduurzamen. Daar waren ook onze demo’s op gericht: wat kan er met gericht bemesten, met lagere doseringen gewasbeschermingsmiddelen, het onderzaaien van groenbemesters, en met een uitgekiende vruchtwisseling? Die kennis helpt om teelten duurzamer en bedrijven efficiënter te maken. Eigenlijk gaat het erom dat mensen meer met de teelt bezig zijn.”
“Meer rekenen voordat je gaat bemesten. Ga gewoon stikstof meten. Wat zit er in die bodem en wat zit er in de mest; kortom wat stop ik er aan mineralen in? Een simpele analyse kost niet de wereld en pas als je weet wat je hebt, kun je optimaliseren. Je kunt je giften dan precies afstemmen op de behoeftes van het gewas.”
“Ik verbaas me erover dat er nog veehouders zijn die ervoor kiezen om mest uit te rijden na het scheuren van grasland. Bij een kleine startgift van enkele tientallen kilo’s stikstof per hectare, om het gewas op gang te helpen, kan ik mij nog iets voorstellen. Maar na het scheuren van grasland komt er zoveel stikstof vrij, dat een mestgift nauwelijks meerwaarde heeft. In onze proeven met bemestingstrappen werd dat keer op keer bewezen. Toch vinden veel veehouders het nog altijd spannend om mest achterwege te laten. Dat snap ik niet. Als je namelijk zorgt dat het grasland vroeg in het voorjaar gescheurd wordt, zodat de mineralisatie op tijd op gang komt, is er misschien zelfs niet eens een startgift nodig.”
“Nee, dat was ook niet de opzet, maar het levert wel duidelijke handvatten op. Het zijn demo’s geweest met verschillende benaderingen; mais afwisselen met gras, een heel vroeg ras in combinatie met voor- of nateelt, veel inbreng van organische stof: wat doet dat? Daarbinnen zijn ook weer veranderingen geweest. Zo werden we ingehaald door de vanggewasplicht. Het mooie van een vergelijk is, dat je dan de verschillen kunt laten zien, want op zo’n moment komen er veel vragen uit de praktijk. We zien dat bewust werken aan je aanvoer van organische stof, door bijvoorbeeld aanvoer van compost, of een vruchtwisseling van gras en mais, bijdraagt aan een stabiele, hoge maisopbrengst.”
“Nou, het is denk ik geen onwil, maar op een gegeven moment heb je een systeem dat werkt en waar ook jouw loonwerker en jouw adviseur een rol in spelen. Dan kan het lastig zijn om te veranderen. Belangrijk is dat we met zijn allen blijven nadenken, innoveren en experimenteren.
10
Albert Jan Knijp en Geertje Enting van kringloopbedrijf Nieuw Altinge in Anderen leiden een melkvee-, akkerbouw- en loonbedrijf dat omringd is door Natura 2000-gebied. Het gemengde bedrijf maakt de overstap naar een meer regeneratief bedrijf. Met de natuur en de omgeving samenwerken zijn ze gewend. De omgeving vraagt om inspanningen om hun gangbare landbouwbedrijf een plus te geven en daarom werken ze al langere tijd aan duurzame maisteelt.
Film: Duurzame keuzes voor maïs en natuur
11
Grootste maisdoolhof
Het record van het grootste maisdoolhof ter wereld staat sinds 2022 op naam van de Canadese boer Luc Pelletier. Op zijn boerderij in La Pocatière (Quebec) konden bezoekers eindeloos ronddwalen in een labyrint van maar liefst
26,6 hectare.
12
Noordelijk
Pas sinds de jaren ’70 groeit er mais in Nederland. Daarvoor werden er wel proeven gedaan maar de resultaten met het tropische gewas vielen tegen. Vanaf de jaren ’70 hebben veredelaars volop aan rasverbetering gedaan en kan het gewas bovendien steeds noordelijker geteeld worden.
12
Antarctica
Overal ter wereld speelt mais een belangrijke rol als voedselgewas, zowel direct voor de mens of als voedergewas voor dieren. Antarctica is het enige continent waar geen mais groeit.
12
Mais is geld
Toen de kolonisten zich in Amerika vestigden was (korrel)mais zo kostbaar dat het gold als betaalmiddel voor de oorspronkelijke bewoners. Zakken met mais werden geruild tegen onder meer vlees en huiden van wilde dieren.
12
Een even aantal rijen
Of maiskolven nou groot of klein zijn, wat je altijd zult zien, is dat de plant een even aantal rijen met korrels heeft. Rond de spil van de kolf zit een even aantal vruchtbeginsels, waaruit later de korrels groeien. In de meeste rassen vind je tussen de 8 en 24 rijen korrels.
12
Mexico
Mais komt oorspronkelijk uit Mexico. De eerste boeren die het graangewas verbouwden, waren de oorspronkelijke bewoners van het land, die al 10.000 jaar geleden de eerste bruikbare landrassen selecteerden. Pas na de expedities van Christoffel Columbus werd mais ook in (Zuid-)Europa een belangrijk voedselgewas.
12
Celwandverteerbaarheid
De celwanden van mais bestaan uit celluloserijke (houtachtige) verbindingen die minder goed verteerbaar worden naarmate de mais verder afrijpt. Maar omdat het kolfaandeel dan ook toeneemt, blijft de totale verteerbaarheid min of meer op peil. Tenminste, in mooie najaren. In een somber najaar wordt de mais steeds slechter verteerbaar.
12
Flint en dent
De hybride maisrassen die in Nederland worden geteeld, zijn kruisingen van mais met een gladde korrel (flintmais) en gedeukte korrels (dentmais). Flintmais is van oorsprong vroeger en kan beter tegen kou, dentmais heeft een hogere opbrengstpotentie. Dentmais bevat meer melig zetmeel.
12
13
Het verhaal van Jan Reinder Smeenge
‘Er kan
veel meer
dan je
denkt’
Hij vindt het zonde dat Grondig Boeren met Mais is gestopt. Al voor de start van dit langlopende project was veehouder Jan Reinder Smeenge uit Zeegse betrokken bij diverse onderzoeken op het gebied van maisteelt. “Van experimenten leer je. Er kan zoveel meer dan je denkt.”
13
Jan Reinder Smeenge is voormalig melkveehouder en houdt nu op extensieve wijze vleesvee. Hij is actief in agrarisch natuurbeheer en runt met zijn vrouw een boerderijwinkel. De laatste jaren teelt hij op 2,5 hectare mais.
Jan Reinder Smeenge
De duurzame keuzes van Jan Reinder Smeenge
• Leren door te experimenteren
• De grond niet-kerend bewerken
• Geen mest na scheuren gras
• Met rijenbemesting 10-15% besparen op de mestgift
Veehouderij
Zeegse
Bedrijf
Plaats
14
Als je het met Jan Reinder Smeenge over de maisteelt hebt, ben je niet zomaar uitgepraat. De veehouder uit Zeegse heeft over elk onderdeel van de teelt al eens goed nagedacht en diverse aanpakken op zijn bedrijf uitgetest. Bij Grondig Boeren met Mais was hij van meet af aan betrokken als satellietbedrijf. Genoeg reden dus om hem eens uit te horen over wat hij geleerd heeft in al die jaren.
De Drentse veehouder heeft enkele jaren geleden zijn melkkoeien verkocht en houdt nu alleen nog op extensieve wijze vleesvee. Maar nog altijd teelt hij 2,5 hectare mais.. Lopend door de meer dan manshoge mais, laat hij de ontwikkeling van de planten en van de onderzaai zien. Duidelijk te zien is dat er een aanaardende bewerking heeft plaatsgevonden, bij het zaaien van het gras. Het gaat om Italiaans raaigras dat, als je goed kijkt, dun maar wel redelijk egaal tussen de rijen staat. “Ik ben best tevreden. De plantjes staan er, er groeit verder weinig onkruid en zodra de mais eraf gaat, dan kan het gras mooi gaan groeien. Het lijkt niet veel, maar dit komt wel goed.”
In de loop der jaren experimenteerde hij met talloze varianten van onderzaai. Zelfs een weidemengsel. “Als je de oogst er een beetje netjes afrijdt, en dat kan meestal wel op onze droge zandgrond, dan slaagt dat prima. Al heb ik ook wel leergeld betaald met onderzaai hoor. Ik heb wel eens rietzwenk breedwerpig gezaaid met de kunstmeststrooier, vlak voor een buitje. Dat kwam prachtig op en ik was er aanvankelijk heel tevreden over. Maar daarna werd het koud en regenachtig en daardoor won het gras het van de mais. Dat heeft me flink opbrengst gekost. Vroeg rietzwenk zaaien kan wel, maar dan moet je het gras ‘terugspuiten’, een beetje plagen met de onkruidbestrijding. Uiteindelijk bevalt onderzaaien tijdens de laatste onkruidbestrijding mij het beste.”
‘De techniek is nu zo ver dat je het maiszaad recht boven de mest kunt plaatsen’
Rode draad in het verhaal van Smeenge is aandacht voor een gezonde bodem. Dat betekent ten eerste altijd aandacht voor bodemdruk, door te rijden met lage bandenspanning, en een juiste timing van de bewerkingen. Hij is een voorstander van niet-kerende grondbewerking, want ploegen verstoort het bodemleven te veel. Meestal legt hij het land klaar met een cultivator en/of schijveneg. Verder is hij een fervent voorstander van rijenbemesting. “Ik heb daar op mijn grond altijd goede resultaten van gezien. De techniek is nu zo ver dat je het maiszaad recht boven de mest kunt plaatsen. Dan haal je volgens mij het meeste rendement uit je mest, zeker omdat je maar weinig hoeft te gebruiken.”
Je kunt je volgens hem afvragen of je mais überhaupt wel moet bemesten. “Uit gescheurd grasland komt zoveel stikstof vrij dat alleen een kleine startgift gerechtvaardigd is, bijvoorbeeld 15 of 20 kuub als een soort verzekeringspremie. Maar ik heb het ook vaak genoeg helemaal achterwege te laten, met toch prima opbrengsten.” Aan de hand van zijn ervaringen schat hij dat hij met rijenbemesting 10 tot 15 procent op de mestgift kan besparen. “Die mest kun je beter benutten op je grasland. Wat ik wel altijd doe, is een kaligift. We hebben hier altijd veel kalibehoeftige gewassen geteeld, zoals gras, mais en aardappelen.”
Terugkijkend vindt hij het doen van proeven goed bestede tijd. “Veel collega’s zijn vooral met hun koeien bezig en hebben de maisteelt grotendeels uitbesteed. Aan de ene kant begrijpelijk, want de koeien vragen aandacht genoeg. Maar ik denk dat er nog veel te winnen valt, als ook het ‘peloton’ wat meer stilstaat bij de teelt. Er kan veel meer dan je denkt.”
‘Als ik jongelui hier krijg dan leer ik ze ‘met fluwelen handschoentjes’ op de trekker sturen’
De meeste winst valt volgens hem te boeken bij aandacht voor de bodem. “Wij zitten op hoge zandgrond, dus je kunt hier gauw rijden. Toch is er met de juiste timing van bewerkingen veel te halen. Als ik jongelui hier krijg dan leer ik ze ‘met fluwelen handschoentjes’ op de trekker sturen. Schade aan de zode en aan de ondergrond is gauw gedaan. Natuurlijk heb je het weer niet in de hand. Rijd je sporen, of wordt een zode kapotgetrapt met weiden, dan is dat voor mij een reden om een perceel te vernieuwen en daar een jaar mais op te verbouwen. Op die manier rouleert mais over het bedrijf.”
Zijn nitraatwaarden liggen binnen de normen en zijn maisopbrengsten zijn goed. Waar hij nog wel naar zoekt is een goede manier om de zode en de groenbemester kapot te krijgen. “Dat doe ik meestal zonder glyfosaat, maar het kost soms wel erg veel tijd, moeite en brandstof. Ik ben benieuwd of daar betere machines voor komen. Dat zou nou een mooi onderwerp zijn voor vervolgonderzoek.”
15
Gerard Hoekzema
Bedrijfsleider op proefboerderijen van WUR
Gerard Hoekzema is bedrijfsleider op de proefboerderijen van WUR in Valthermond en Marwijksoord. Hij was nauw betrokken bij het teeltsystemenvergelijk van Grondig Boeren met Mais en kent ook de andere maisproeven. Welke lessen trekt hij uit al die jaren onderzoek?
“Wat je duidelijk zag, is wat de voordelen zijn van vruchtwisseling. Mais die we teelden in vruchtwisseling met twee jaar gras, had duidelijk een voorsprong in de groei ten opzichte van intensieve maisteelt. . Gras is een goede bodemverbeteraar en je hebt nawerking van de zode, die langzaam verteert en daardoor geleidelijk voedingsstoffen afgeeft. Als ik met boerenogen kijk, dan heeft mais afwisselen met gras mijn voorkeur.”
“Er is best het een en ander mogelijk met verlaagde doseringen. Dat doen we in suikerbieten ook en daar hebben we goede ervaringen mee. Waar je verdacht op moet zijn, is dat onkruidbestrijding altijd een vorm van selectie is: de sterkste onkruiden blijven over. Dan kunnen er probleemonkruiden ontstaan, die zich op langere termijn het beste kunnen handhaven, zoals hanepoot. Dat kan echt problematisch worden, als je die niet op een andere manier of op een ander moment kunt bestrijden.”
“Nou, ik ben daar nog wel kritisch op. We telen in Valthermond ook biologisch en die velden kosten veel tijd en aandacht. We krijgen het wel schoon, maar iedere keer door het gewas rijden, betekent ook weer CO2-uitstoot en verstoring van akkervogels. Er zit dus ook een andere kant aan. Dat wordt nog wel eens vergeten. Ook moeten de omstandigheden meezitten. Ik denk dat we in de gangbare landbouw, op onkruidgevoelige grond, toegaan naar een combinatie van maatregelen. Al zijn er ook nieuwe technieken en robots in de maak die op termijn chemie wellicht betrouwbaar kunnen vervangen.”
“Grassen zijn goed voor de bodemstructuur en als je ze in de winter laat staan, beschermen ze de grond tegen slagregens. Dat is in de huidige, nattere winters een voordeel. Ook behoed je mineralen voor uitspoelen; daar is het allemaal om begonnen. De keerzijde is echter dat grassen in een akkerbouwrotatie aaltjes vermeerderen. Bij ruilen van land moet je daar op verdacht zijn. Het kan vooral problemen geven in teelten zoals aardappelen of bloembollen. Op tijd vernietigen van het gras kan helpen, net als het afwisselen met andere gewassen. Je moet de vermeerderingscyclus van het aaltje ergens doorbreken.”
“Als je de teelt akkerbouwmatig aanpakt, dan kan je met weinig mineralenverliezen mais telen. Vaak is een gift van 140 kilogram stikstof per hectare al genoeg; dan valt er na de teelt weinig meer te ‘vangen’. Maar vanuit een verterende zode blijft er natuurlijk wel stikstof vrijkomen die kan uitspoelen. Over de waarde van rijenbemesting heb ik zelf nog twijfels. Een goed groeiend gewas pakt zijn mineralen wel; het vormt zijn wortels op de plekken waar wat te halen valt. We zien hier op het bedrijf dat de nitraatuitspoeling meestal keurig binnen de normen blijft en dat er evenwichtsbemesting mogelijk is. Maar waar we nog weinig van weten, is wat er dieper onder de grond gebeurt. Ik heb een peilbuis waarin de nitraatwaarden nog wel eens over de norm schieten. Dat wijt ik aan de ondergrond, waar mineralen zich op een laag punt kunnen verzamelen. Zo’n piekwaarde zou ik graag beter willen verklaren.”
16
Van project naar praktijk
Voor toekomstbestendige maisteelt zijn al veel stappen gezet in diverse projecten. De toepassing van deze inzichten in de praktijk is nog wel lastig: als gevolg van bestaande regelgeving en omdat een verandering van werkwijze nu eenmaal tijd kost. In deze podcast bespreken onderzoeker Grietje Raaphorst-Travaille en melkveehouder Bouke Meijer onder leiding van interviewer Marcel Bril welke hobbels zij tegenkomen en waar zij elkaar vinden in de praktijk.
Podcast: Toekomstbestendig telen
17
Grietje Raaphorst-Travaille
Nordic Maize Breeding
Het Nederlandse bedrijf Nordic Maize Breeding richt zich al decennialang op de veredeling van ultravroege maisrassen. Door de kortere veldperiode kan er op tijd worden geoogst en ontstaan er bovendien mogelijkheden voor een extra teelt. Volgens mede-eigenaar Grietje Raaphorst moet de aandacht verschuiven naar het hele teeltsysteem in plaats van de losse teelt.
“Ook in vroege rassen is er inmiddels best wat keuze. Wij dachten twintig jaar geleden, toen de mais nog in november geoogst werd, met alle gevolgen van dien: dat moet beter kunnen. Inmiddels hebben wij rassen die binnen 18 weken rijp zijn en waarmee telers opbrengsten halen van meer dan 16 ton drogestof per hectare. Dat is uiteraard iets minder dan de late rassen maar het bied je als teler wel talloze mogelijkheden, plus de zekerheid van vroeg kunnen oogsten.”
“Die korte veldperiode geeft onder meer ruimte voor andere teelten. Bijvoorbeeld een nateelt van wintergranen of koolzaad. En naast de zekerheid van vroeg oogsten, bieden ze de mogelijkheid om allerlei mengsels van groenbemesters te zaaien, die niet of minder geschikt zijn voor onderzaai. Maar je kunt de teelt ook naar achteren verplaatsen. Wie laat zaait, kan voor die tijd nog een snede ruwvoer of een vroegruimend akkerbouwgewas oogsten, zoals tulpen of conserven.” In beide gevallen (voor 1 september oogsten of na 15 juni zaaien, red.) kun je ook extra punten behalen voor de eco-regeling van het GLB.
“Wij doen veel proeven waarin we meerdere teelten combineren. Een mooi voorbeeld is GPS (Gehele Planten Silage, red.) in combinatie met korrelmais. Dan zaai je bijvoorbeeld in oktober een mengsel van wintererwten en triticale. Eind mei of begin juni kan je zo’n gewas oogsten, waarna je nog ultravroege mais kan zaaien. Doorgaans levert dit in totaal 11,5 ton drogestof op; 4,5 ton uit GPS en 7 ton uit korrelmais. Dat weten wij omdat we op die manier zelf zaaizaad produceren in het bouwplan van biologische telers.”
“Wij zoeken naar gewascombinaties waarmee je de grond jaarrond bedekt kan houden. Dat kan zijn een stoppel van een voedergewas, waar je nog een snede vanaf hebt gehaald. Of groenbemestermengsels die de grond bedekken. Door vorstgevoelige groenbemesters te gebruiken kan dat ook een afgestorven massa zijn. Dat levert zoveel massa op dat onkruiden weinig kans krijgen als je daar direct de mais inzaait.”
“Ik zie het als een van de bouwstenen om te werken aan een teelt zonder herbiciden. En dat zul je per bouwplan moeten bekijken. Het laten begrazen van een groenbemester, een vlinderbloemig gewas in onderzaai of juist een vals zaaibed maken voorafgaand aan de teelt; iedere boer die hiermee aan de slag gaat, probeert uit te vinden wat bij hem past. Een kortere veldperiode biedt in ieder geval veel meer mogelijkheden.”
18
Hoe werkt een maisteler in het jaar 2050? We vroegen Dirk Jan Immenga, beleidsadviseur bij de provincie Drenthe, en zijn collega Jan-Roelof Jalvingh, naast adviseur landbouw ook melkveehouder, om hun ogen te sluiten en een blik te werpen in de toekomst.
Zacht zoemend, komt een zwerm lichtgewicht robotmaaiers tevoorschijn uit een perceel mais, ergens in Drenthe. Ze hebben net de klaver tussen de rijen gekortwiekt en tegelijkertijd de gewasgroei in kaart gebracht. Updates daarover komen direct in de cloud, toegankelijk voor melkveehouder, loonwerker en teeltadviseur. De loonwerker komt er al aan rijden, want hij kreeg een melding dat het werk erop zit. Na een korte inspectie, laadt hij de apparaten op een kar (nou ja, dat doen ze grotendeels zelf) en rijdt naar de volgende klant.
In 2050 is mais nog altijd een gewild gewas. Het is efficiënt in de productie van veel veevoer met een hoge voederwaarde, bestand tegen hoge temperaturen en spaarzaam in het gebruik van water en stikstof. Nieuwe rassen zorgen ervoor dat maïs korter op het land staat, wat ruimte biedt voor de teelt van andere gewassen vóór of na de maïsoogst.
Het landschap is gevarieerder, met een mix van gewassen en kruidenrijk grasland. Oude waterlopen kronkelen weer door gebieden met natuur en extensieve landbouw, terwijl in enkele grootschalige landbouwgebieden het accent ligt op maximale productiviteit.
Continue datamonitoring zorgt ervoor dat de mais het aan niks ontbreekt. Alles wordt gemeten, van de mineralenvoorraad in de bodem tot de actuele voedingstoestand van het gewas. Samen met groeimodellen en de weersvooruitzichten, biedt dit de boer en zijn adviseurs handvatten om bij te sturen. Het staat garant voor efficiënt gebruik van grondstoffen en minimale verliezen naar het milieu.
Het aanbod van plantenvoeding is divers. Juist mais kan met verschillende typen voeding overweg, zoals onbehandelde mest, maar ook diverse mestproducten die ontstaan zijn uit het ontleden van mest of nog beter: herwonnen uit reststromen van industrie, landschapsonderhoud en rioolwaterzuivering. Via geborgde processen worden die allemaal toegepast. Veilig voor milieu en de menselijke gezondheid. Ook de grote verscheidenheid aan vlinderbloemige gewassen doet een stevige duit in het zakje; zij binden stikstof uit de lucht en maken die beschikbaar voor plantengroei.
Meer gewassen, meer verschillende meststoffen, minder gewasbeschermingsmiddelen; het maakt het voor de maisteler uitdagender. Met behulp van data, adviesmodules en onafhankelijke adviseurs - naast hun eigen vakkennis - kunnen boeren de juiste keuzes maken voor hun bedrijf en het voeraanbod voor hun koeien optimaliseren.
Ook de boer van de toekomst is liever in de stal, dan achter de computer. Maar daar helpen juist nieuwe datatoepassingen bij. Naast bedrijfseconomisch en technisch slimme beslissingen nemen, helpt data bij het inzichtelijk maken van de prestaties op gebied van natuur, milieu en landschap. Relevante informatie kan eenvoudig worden gedeeld met afnemers en overheden.
Beperkende maatregelen en kalenderlandbouw? Dat is iets van vroeger. Natuurlijk zijn er regels. Maar zolang de boer (met zijn data) kan aantonen dat hij zijn zaken op orde heeft, en alles eraan doet om emissies naar de omgeving te voorkomen, krijgt vakmanschap ruim baan. Op die manier profiteren zowel het bedrijf als de regio, en komt er ieder jaar een zo goed mogelijke kwaliteit mais in de kuil.
19
Inspireren en kennisdelen, daar draait het wat ons betreft om. Want uiteindelijk is er niet één strategie die voor iedereen werkt: iedere maisteler zal verduurzaming moeten aanpakken op een manier die het beste past bij zijn of haar bedrijf.
Wil je op de hoogte blijven van de laatste ontwikkelingen? Kijk dan op:
20